11-Een waarachtig weerzien

Gepubliceerd op 5 mei 2025 om 22:36

Ik had nooit gedacht dat ik mij ooit nog eens in de Kluitstraat zou bevinden.

 

In mijn vele reizen sinds die doorbraakachtige affaire met Batse heb ik Hertogdom Kluitoord links laten liggen vanwege de Hertog, heb ik mezelf altijd wijs gemaakt. Ik heb mezelf laten geloven dat het door de Hertog en zijn magyrs kwam dat ik hier niet heen wilde, maar zelfs nu, bijna zevenhonderd jaar na die noodlottige toestand, tril ik nog op mijn benen bij de gedachte aan Batse, met haar mooie ogen. Door alles waar ik achter kwam wat betreft haar ware aard, was het lang onmogelijk om met haar een toekomst te hebben, maar haar zo voor me zien, zonder kleren, is genoeg om… wacht eens even. Hé, Batse, ben jij dat

          Ja, natuurlijk ben ik dat. Of ken je nog meer beeldschone dames met een zilverige huid en vlammende ogen die in je brein kunnen doordringen? Hihihi, wat zie je er mal uit met die verbaasde blik in je ogen. Ik heb je gemist suffie. Waarom ben je niet eerder langsgekomen?

Waarom ik niet eerder langsgekomen ben? Ja wat denk je? De hertog met zijn hele entourage zat achter me aan.

          Smoesjes, daar zou best een mouw aan te passen zijn geweest. Wat bedoelde je zonet eigenlijk met ‘waar mijn broer en ik achter gekomen zijn wat betreft haar ware aard’?

Ik zweeg en probeerde dat wat ik dacht niet aan haar te laten merken.

          Zonder succes

Ik deed nog wat harder mijn best.

          Ik weet dat je me nog horen kunt

Ik kon haar nog horen, maar ik wist dat zij geen toegang meer had tot mijn gedachten. Ik dacht na. Wat kon ik doen. En wat bedoelde ze met haar vraag. Ze moest toch slim genoeg zijn om te beseffen wat ik achterhaald heb over het soort wezen dat ze is?

          Hè, toe nou, laat me binnen!

Zou het mogelijk zijn dat ze het zelf niet wist?

         Zullen we elkaar anders persoonlijk treffen? Dan kunnen onze lichamen ons vertellen of we elkaars gezelschap waarderen.

Mijn lichaam waardeerde die suggestie behoorlijk en reageerde met een felle wederopstanding.

         Ha ha ha, die kreeg ik wél mee. Nou, niet meer piepen, ik zal je hoofd met rust laten. Vanmiddag om drie uur zie ik je bij de kleine achterpoort. Weet je nog waar die is? Ik denk het wel. Kom niet te laat, want ik wil niet dat het personeel ons ziet.

Dat is goed, had ik al gedacht, voordat ik mezelf kon tegenhouden en die middag om drie uur was ik op de afgesproken bed.. eh ik bedoel plek.

 

Terwijl ik op haar wachtte, vroeg ik mij af of de hertog in de buurt was en of hij zijn tooverkracht in de loop der eeuwen vermeerderd had. Ik vroeg mij af of…

          Er is hier veel veranderd, Vondelkindje en jij bent ook veranderd. Je bent een man geworden, al lijk je je nog precies dezelfde jongeling.

“Precies dezelfde.”

Ik had met mijn rug naar het deurtje gestaan, maar hoorde toen haar echte stem plots achter me. Ik draaide me om en sperde mijn ogen van verbazing. Ze was ouder geworden. Haar haar was nu even grijs als haar huid en de zilveren gloed die over haar hing was gespikkeld met gouden puntjes. Rond haar ogen zaten wat rimpels en rond haar mond ook. Lachrimpels zag ik. Ze keek me lachend aan en haar ogen, die vroeger altijd iets hards en berekendends hadden, stonden nu open en vrolijk. Ze was mooier dan ooit. Ik liet al mijn behoedzaamheid varen en vloog haar in de armen. Ik dacht dat ik dat van blijdschap deed, maar zodra we elkaar omarmden, begon ik te huilen.

“Ach Vondelkindje toch, kom mee, we gaan naar binnen en dan moet je me alles vertellen.”

Aangezien we zeven eeuwen te omspannen hadden en ik bepaald geen doorsnee leven geleid heb, duurde dat wel even. Ik weet niet waarom, maar ik vertelde haar alles. Zelfs dingen die ik mijn broer, Talus noch Betasar ooit verteld had. Wel zorgde ik er voor dat er in de verre omtrek geen kolibrie te vinden was. De dingen die ik prijs gaf, wilde ik niet aan Talus laten weten en hoezeer Talus ook een normale tooveraer lijkt en mijn vriend, hij blijft toch de God zonder Voeten en als er ook maar één vogeltje te dicht bij is, weet hij alles.

 

Batse vertelde zelf vrij weinig. Naar het bleek was de hertog een halve eeuw geleden overleden en hadden ze geen kinderen gekregen, hoezeer ze ook hun best gedaan hadden. Ik keek haar van opzij aan toen ze dit zei, maar zag in haar gezicht alleen een vlaag van oude pijn. Ze leek niet te weten waarom dit was. Ik besloot het haar te vragen.

“Batse, wie was je familie? Hoe oud ben je en wie waren je ouders?”

Ze keek me verbaasd aan.

“Mijn ouders? Wel, eh, mijn vader was een zakenman, die vaak weg was voor zijn handel en als hij terugkwam, had hij altijd zakken vol geld bij zich, waar mijn moeder van leefde en waar ze de armen mee hielp. Dat was in een klein, onafhankelijk landje, nog voordat de grote rijken uit elkaar vielen, drieëntwintighonderd jaar geleden. Mijn vader was weg toen mijn moeder in verwachting bleek te zijn van mij, maar hij bleef weg. Hij is niet meer terug gekomen en ik heb hem nooit gezien. Ik weet alleen dat het een grote, sterke man was, bovenop kaal, met aan de zijkanten lang, zwart haar en een baard. We hebben altijd gedacht dat hij in de onlusten van die tijd ergens omgekomen was. Mijn moeder had gelukkig twee oudere zoons, mijn broers, die voor haar zorgden toen mijn vader wegviel.”

 

“Ik kon het echter niet vinden met mijn oudste broer. Hij had, zonder dat iemand hem dat gevraagd had, de macht overgenomen in het land en had het paleis betrokken. Hij vond mij te vrijpostig en onzedelijk en zette me in een gevangeniscel. Elke keer dat ik me verzette tegen zijn overheersing, sloot hij me op in een kleiner kamertje, tot ik op het laatst alleen nog maar rechtop kon staan. Hij was wreed. Zo goed van aard en vrijgevig als mijn moeder was, zo slecht en kleinzielig was hij. Moeder was inmiddels overleden. Zij had het nooit goed gevonden dat hij mij zo behandelde.”

 

“Toen ik weerspannig bleef, deed hij tenslotte iets vreselijk. Ik werd in een rond gat van amper een voet doorsnede neergelaten, waarna het gat volgestort werd met schorpioenen. Het was zijn bedoeling mij een gruwelijke dood te laten sterven, maar er gebeurde iets geheel anders.”

 

“Terwijl de schorpioenen mij massaal prikten en in mijn vlees beten, kwam er van binnenuit een zilveren tooverkracht in mij op, die alles om mij heen verzengde en opzoog. Zodra ik al dat gif in mij opnam, neutraliseerde ik het en voegde ik het bij mijn aard. Ik werd boosaardig en vervuld van wrok. Het verveelvoudigde mijn kracht en in een ontploffing van woede en wraaklust, knalde het hele paleis uit elkaar. In de verre omtrek was niemand meer in leven, hoewel dat mijn bedoeling niet was geweest. Ik heb me daar lang slecht over gevoeld, maar ik besef dat als die ontploffing er niet was geweest, al die boosaardigheid nog in mij gezeten had. Nu was ik hem kwijt. Bovendien had ik er niet om gevraagd om in een gat met schorpioenen gegooid te worden. Desondanks besefte ik dat ik niet in mijn land kon blijven. Ik begon doelloos rond te zwerven, wel duizend jaar lang. Ik heb de kolibries zien veranderen van zwart naar fel gekleurd en sliep met honderdduizend mannen. Ik leerde tooveren en hexen en op een dag ontmoette ik de hertog. Hij was nog een jonge man en wist niet dat hij magysche aanleg had, totdat ik hem leerde tooveren. We zijn lang gelukkig geweest samen, tot aan het eind. Het enige waar hij slecht tegen kon is dat ik altijd heb geweigerd monogaam te zijn.

‘Batse is voor iedereen,’ zei ik altijd tegen hem, waarop hij dan boos gromde: ‘Batse is van mij.’

Maar hij moest het wel accepteren.”

 

Ik stond versteld. Ze wist het echt niet. Ze dacht dat de marteling met de schorpioenen haar veranderd had. Het was inmiddels twee dagen later en we hadden diverse magysche verkwikkingen gebruikt om wakker te blijven. Het was nacht en we zaten op een klein balkonnetje, ergens boven aan haar paleis, niet ver onder de bovenkant van de Kluitstraattunnel. Het was bijna helemaal donker, omdat de meeste lantaarns uit waren in de straat en een lichte bries door het afkoelen van de lucht gleed langs ons heen. We waren beiden ontroerd door het verhaal van de ander en beseften dat we niet meer zoals ooit op een luchthartige, grappende manier met elkaars gevoelens om konden gaan. Die nacht bedreven we de liefde op een manier die zachter en tederder was, dan we beiden ooit eerder hadden meegemaakt.

 

Nou Log, poeh poeh. Ik had je verzonnen om zo maar wat voor me uit te kunnen kletsen; iets wat ik mis in mijn bestaan, maar nu ontboezem ik mijn diepste zielenroerselen aan je. Ik had dan ook niet verwacht dat ik dit soort dingen mee zou maken om mijn leeftijd. Batse ligt naast me te slapen in het pikkedonker. De gloed van haar ogen schijnt een beetje door haar oogleden heen, waardoor het is alsof ze nog naar me kijkt, maar dat is niet zo. Ik moet ook mijn ogen gaan sluiten, want morgen moet ik haar vertellen wie en wat ze is en ik kan niet goed voorspellen hoe ze dat op zal vatten.

 

Overigens, kijk hier eens: https://www.boekscout.nl/shop2/boek/9789465092102

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.