Ik neem nooit vakantie, Log, ik zie er het nut niet van in. Als ik moe ben, doe ik een dutje en als ik het zat ben, ga ik ergens anders heen.
Een tijdje geleden, het zal een jaar of dertig terug zijn, heb ik wel eens anderhalf jaar vakantie genomen. Dat had ik letterlijk al eeuwen niet gedaan, beste Log. Ik was altijd bezig en op reis. Ik ging naar plaatsen waar ik nog nooit geweest was en probeerde te achterhalen of er iets verkeerd ging op die plek en als dat zo was, probeerde ik het te verhelpen. Nu doe ik dat graag, dus het voelde niet als een last en dat doet het nog steeds niet, maar toen, dertig jaar geleden, toen was ik het plots zat. Niets deed me meer plezier en ik begon af te vallen zonder dat ik daar iets voor deed. Er was een loodzware somberte over me gekomen. Ik kocht een klein huisje aan de witte pool (wat daar nog altijd een klein fortuin kost) en zonderde me af. Talus en Betasar waren bezorgd en kwamen regelmatig even langs, maar ik liet ze niet binnen. Ik sprak ze aan de deur en deed alsof ik niet merkte dat ze mijn gezicht bestudeerden en op zoek waren naar rimpels en grijze haren.
Het is zo dat de leeftijd die een magyr gaat bereiken uiterst onvoorspelbaar is. De magyr kan zelf bepalen hoe oud hij wordt, dat is waar, maar de magyr doet dit door zijn levenskracht vanuit de voorraad aan te vullen met levenskracht van buiten de tijd, zoals ik eerder al zei. Dit doet hij echter niet bewust. Dit gaat vanzelf en de magyr blijft jong, maar alleen zolang hij leven wil. Als hij voelt dat zijn leven zijn voltooiing begint te naderen, dan begint dit proces te stagneren. De magyr begint langzaam ouder te worden, vaak nog altijd langzamer dan gewone mensen, maar desalniettemin wordt hij ouder. Ik werd dat echter niet. Ik was het leven niet moe, maar het jakkeren. Ik wilde even niets meer en trok me terug. Mijn huisje stond op een flink stukje grond, waar ik gewassen verbouwde en bijen hield. Voor het eerst in jaren was ik weer tevreden.
Hoe lang dit zo door gegaan zou zijn als de vreemde deur niet plots verschenen was, weet ik niet, maar het was een feit dat ik erg blij was met het relatieve niets doen. Ik tooverde niet meer en at alleen maar voedsel dat ik zelf verbouwd had. Op een dag had ik appels geplukt en bracht ik ze naar de kelder. Ik was de keldertrap afgelopen met de mand en wilde die net in het rek zetten, toen ik van schrik een sprong maakte en de mand liet vallen, waardoor de appels alle kanten op rolden. Tegenover de trap zat in de muur een deur. Nu klinkt dat heel normaal, maar daar zat nooit eerder een deur. Voorzichtig naderde ik de deur en zo steels en terloops mogelijk deed ik hem open. Hij draaide van me af en ik keek een gat in dat zo donker en lichtloos was, dat zwart er fel bij afstak. Dit voelde niet goed en snel trok ik de deur weer dicht. Ik begon na te denken. Wat kon ik doen? Ik schouwde de deur met magy. Het was een echte deur. Van hout en hij voelde alsof hij oud was. Geen nieuwe deur die daar vandaag of gisteren geplaatst was. Dat betekende dat hij met magy gemaakt moest zijn, hetgeen een opluchting was.
Magy kende ik; daar was ik goed in. Op Talus en Betasar na misschien wel de beste in het Urbiversum. Ik schouwde verder en voelde dat het inderdaad een met magy gecreëerde deur was en even later voelde ik ook de magyr die het gemaakt had. Ik kende die persoon niet. Het was zo te voelen een goede tooverear. Nog niet zo heel oud en tamelijk vol van zichzelf. Het karakter van de maker sijpelt altijd een beetje door zijn werk heeft in het geval van magy en iemand die begaafd is, zoals ik, kan veel te weten komen over de magyr door zijn werk te bestuderen. Ja tamelijk vol van zich zelf, op het arrogante af, mag ik wel zeggen. De tooverear die deze deur met het zwarte gat er achter geplaatst had, was machtig, maar niet zo machtig als hij zelf dacht. Verder voelde het werk aan alsof de tooverear die het gemaakt had een beetje roestig was. Alsof hij lang niet getooverd had en er nog een beetje in moest komen. Welnu, als dit een soort lage truc was om mij dwars te zitten had dat ventje (voelde duidelijk als een man) beter wat langer kunnen oefenen.
Die middag, toen de postbode kwam, gaf ik hem een brief mee voor Betasar en de volgende middag was hij er al. Hij was zichtbaar blij dat ik hem binnen liet en keek om zich heen.
“Jeetje,” zei hij, “hier is al meer dan een jaar niet getooverd voel ik.”
Toen stopte hij plots met praten en keek hij schuin naar de vloer, recht in de richting van de verschenen deur in de kelder.
“Ja,” zei ik, “daarom had ik je geroepen.”
Ik ging hem voor naar de kelder en toonde hem de deur en het zwarte gat erachter. Ik vroeg hem of hij de magyr kende die dit gemaakt had. Hij schouwde de deur en keek me toen verbaasd aan. Toen schouwde hij nog eens en begon te lachen.
“Heb je rare dromen gehad de laatste tijd?”
Ik keek hem verbaasd aan. Dat had ik inderdaad. Had de vreemde magyr mijn dromen beïnvloed?
“En weet je wat er gebeurd met magyrs die niet tooveren?”
Dat wist ik niet, maar Betasar vertelde het me. Magyrs die niet tooveren, die verzamelen te veel magy in zich. Ze raken verzadigd en ’s nachts, als ze slapen komt dat er uit. De reden dat ik de magyr die de deur had gemaakt niet herkende, was omdat ik het zelf was. Ik had de deur in mijn dromen gemaakt.
“En het zwart? Waar duidt dat op?” vroeg ik, maar terwijl ik het vroeg, wist ik het al. Het zwart was de somberte die me gekweld had. Ik was het kwijt. Ineens wilde ik geen dag meer blijven in het huisje. Ik brak de deur af met magy en verkocht het huis en de grond. Vanaf die dag reis ik weer rond en als ik ooit nog de zin in het reizen verlies, dan ga ik weer in een huisje zitten, voor zolang het nodig is, maar stoppen met tooveren, dat doe ik niet meer.
Overigens, kijk hier eens: https://www.boekscout.nl/shop2/boek/9789465092102
Reactie plaatsen
Reacties